dinsdag 12 juli 2022

Dinsdag Dicht (65)


Ik heb voor het eerst een Paarse morgenster in de tuin. Ik kocht deze in september vorig jaar als klein plantje bij De Heliant en plantte hem in Tuintje le Roy, in perk Louis. Hij had het wel moeilijk, veel noorderwind en zijn wortelstelsel werd ondermijnd door woelratten of iets dergelijks, zodat hij eerst scheefgezakt en uiteindelijk onelegant helemaal platliggend de prachtige bloemen en daarna de mooie pluizen toonde. 




Morgenster

Tragopogon porrifolius

non seppe

ch’è la stresse illusione mond e mente

(Ungaretti)

 

De bundel spitse windselblaadjes

die haar, gesloten, rafelig omvat

deed iemand denken aan een sik;

 

omdat zij in de ochtend opengaat, paarsblauw,

zich dichtvouwt voor het middaguur, betrok

een ander haar verschijning op het firmament.

 

Wie haar Boksbaard als eerste noemde, wie

Morgenster, blijft eeuwig ongeweten,

alsook of dit verschil in visie

tot twijfel noopt aan zien is kennen.

 

Onder een naam die uitstierf, Salzafij,

Was ooit haar wortel welkom in de keuken.

 

Zij aardt in zeeklei, graag slaperdijken,

tussen Gekroesde melkdistel, Ruw beemdgras,

Slipbladige ooievaarsbek — gelukkig,

 

ze weet niet hoe ze zich daar voelt

in dat gezelschap, niet hoe zij

van haar familieleden, alle geel, de meeste

aandacht trekt, noch heeft ze

van de denkbeeldigheid van geest

en wereld, door haar namen fraai

onthuld, benul,

 

ze vormt een zaadpluisbol zoals de Paardebloem,

doch forser, wisselt

met wie haar kaalt, een wind, geen woord.

 

C.O. Jellema (1936-2003)