We gaan een flinke wandeling maken, naar Lygia, op de heenweg grotendeels over het strand. Als we niet verder kunnen, gaan we een stukje over de weg
We komen langs een nieuwbouwhuis, wat Mijn Architect even nader moet bekijken.
Speuren naar de naam van deze plant. Ik dacht aan de mastiekboom, maar wist niet dat die ook bessen heeft. De mastiek kennen we natuurlijk van Chios, die kenmerkend voor dat eiland is omdat alleen daar de hars in druppelvorm voorkomt.
Volgens m'n app is het inderdaad Pistacia lentiscus, familie van de pistache, maar ik kan nergens een afbeelding vinden met groene bessen, alleen rode. Maakt niet uit, we moeten weer verder.
Ook hier groeit de prachtige, hemelsblauwe chicorei, Cichorium intybus.
We kunnen via een steil pad weer een strand op, je vindt hier zelden schelpen, wel heel veel fraai getekende en gekleurde kiezelstenen.
mooie steentjes en een onverwachte sprinkhaan |
Een beetje vermoeiend, dat
slenteren door het zand van fijn grind, maar toch ook weer prettig. Het weer is prima, warm, wel altijd
wolken die tegen de bergkam oprollen, maar er zelden overheen geraken. Er is
ook altijd wel ergens gedonder, diep dreigend donkergrijs of een lichtgrijze regenwaaier
in de verte. Maar boven zee is het blauw en helder. Het is hier echt heel mooi.
Deze plant, die lijkt op een plant die ik ooit ook in Portugal tegenkwam, blijkt in het Nederlands Hottentotvijg te heten (Carpobrotus edulis):
Ook hier weer veel kuisheidsstruiken:
Op het strand groeien ook de mooie blauwe zeedistels (Eryngium maritimum):
En weer heel veel peen, mooi vind ik ze, hier met een bijzonder kevertje:
M'n leukste vondst was deze plant:
Eerst dacht ik aan een distelachtige, maar na wat speurwerk blijkt het helemaal geen distel te zijn, ondanks de vervaarlijke stekels, maar de Kalketrip, Centaurea calcitrapa. Hij staat op de Nederlandse rode lijst van planten als zeer zeldzaam.
Vroeger in Zeeland, Zuid-Limburg, in het rivierengebied, op Ameland en bij Holwerd. Voor het laatst gevonden in 1964. In 1997 groeiden weer vijf planten langs een pad op de Sint-Pietersberg. Deze vakantie zag ik hem een paar maal.
Heerlijk zo te lopen hier, we komen weinig mensen tegen. Als we in het dorpje Lygia aankomen, gaan we bij het haventje lunchen. Een frisse salade en een heerlijke lauwwarme aardappelsalade. Met Retzisprite.
Nog even langs de kapel, over de strak aangelegde betonpaden door even strak aangelegd groen. Daar vlakbij wordt met Europees geld een sportaccomodatie aangelegd en gebouwd. Een geasfalteerd basketbalveld en een omrasterd voetbalveldje met een kunststof grasmat zijn nagenoeg gereed. Het echte gras probeert zich al door het nep heen te worstelen.
Een boom met lange peulen trekt mijn aandacht, het is de trompetboom.
Onderweg rapen we plastic (hebben we ons voorgenomen) en doen dat nu geregeld, wel met het zicht op een prullenbak of afvalcontainer. We nemen een jus d’orange en een witte frisse wijn op het overhangende terras, lekker koel windje.
Blootsvoets terug langs de waterlijn over het eigen strand. Goed voor de voeten. Jan en consorten zijn nog steeds op het strand, lang gesprek, meer een roddel over wie is wie, zelfbedachte namen geven zoals ons Mimosa-terras, Harry de Kelner, Bert de bedienende lachebek bij Velisarios, de stiekeme nazi. Zij doen dat ook, maar willen niet zeggen hoe ze ons noemen. Ik lach erom, en zeg dat het dan waarschijnlijk niet positief is. Jan's vrouw lacht terug, maar zegt niets.
We gaan eten bij Velisario, ik hou me aan de vegastische insteek, dikke bonen en spaghetti met uitsluitend tomato sauce. Gezellig druk, met schuin naast ons een tafel met twee vermoedelijk Servische stellen of Macedoniërs, we horen dat taaltje vaker. We denken aan Albanië, moeten we daar ook niet eens een keer heen? We hebben het al een tijd niet meer over het nieuwe huis gehad. Maar Mijn Architect voelt, terwijl hij daarover schrijft vlindertjes bij de gedachte aan een eigen werkplaats.
“Sind Sie ein Künstler?” vraagt de baas aan hem, “ja”, antwoord hij, “kann man sagen, ich bin ein Architekt”.