We zijn halverwege ons verblijf op Epiros. We hebben vreemde buren. Onze buurman met hoog voorhoofd en kleine oogjes maakt rare geluiden. Gisteravond zat hij keihard te winden en te boeren op het balkon, merkwaardige man, vrouw trouwens ook. Hij scheldt haar uit. Net wakker en volgens mij hebben ze ook nog eens serieus ruzie, hij zuigt en treitert. Even denk ik er over om te vragen of het wat minder kan. Maar ik doe het niet. Misschien heeft die man wel een verschrikkelijke ziekte. Genoeg daarover.
Evi en Efi zitten alweer in starthouding voor de dagelijkse schoonmaak. Het weer ziet er goed uit.
We rijden eerst even naar Parga, om bij Avis te vragen wat een irritant lampje op het dashboard betekent. No problem, staat voor bandentemperatuur, banden zijn goed, dus niks aan de hand.
We rijden naar Perdika en nemen Frappé op een terras. In 2008 of 2009 hebben we hier gegeten, op dit mooie pleintje. We zitten onder een grote zwarte moerbeiboom. Als Mijn Architect opstaat zie ik een grote paarszwarte vlek op ’n witte T-shirt. De moerbeien waren van de boom gevallen en op de rugleuning van de stoel blijven plakken. Ik denk, dat krijg je er nooit meer uit. De Griekse dame van het restaurant wil dat hij het T-shirt uittrekt, ze zal het schoonmaken. Ik weet niet hoe ze het voor elkaar kreeg, maar het shirt komt spierwit terug. Even in de zon laten drogen en we kunnen weer verder.
We rijden door en komen terecht in Plataria, destijds een favoriet plekje. Memory tour. We parkeren de Panda vlakbij de haven en wandelen over de brug naar het einde van de kade om te zien of de gigantische blauwe regen nog bestaat. Negen jaar gelden voor het laatst gezien, in september. Geen idee hoe zij er toen bijstond. Nog een paar bloemtrossen nu en nog altijd die S-bocht in de stam slingerend over de tak van een naast staande boom eindigend in een uitgewaaierde pergola van blad en bloem. Het erbij behorende restaurant is dicht.
We willen iets eten. Het geleur om klanten het terras op de loodsen is heel irritant. Uiteindelijk kiezen we toch de verkeerde. We worden behandeld als domme toeristen. Ik vraag om Retsina, (die ze niet hebben) maar de serveerster zegt dat witte wijn hetzelfde is. We worden omringd door Roemenen, een wat ouder stel waarvan met name de vrouw uitblinkt in het oefenen van ordinaire houdingen en een yuppengezinnetje, man, vrouw, twee kinderen, die zo’n twintig jaar in New York hebben gewoond en nu in Londen en daarom ook in het Engels met elkaar communiceren.
Terwijl Mijn Architect nog zit te eten, word ik al afgeruimd ... het Plataria van negen jaar geleden bestaat niet meer, men heeft plaatsgemaakt voor ordinair ondernemerschap. Ze krijgen de gasten die ze verdienen. Ik overdrijf. Hadden we maar naar de in het zwart geklede oudere dame geluisterd. Alleen Fabio, de hond, beantwoordde nog aan die norm van genegenheid.
Gauw weg hier. Door naar Syvota, langs de kustweg in een vreselijke stortbui. Even de wagen stilzetten en wachten tot de bui wat geluwd is. Het binnenrijden is heel herkenbaar. In Syvota is niet echt veel veranderd. We parkeren de auto en als de regen nog slechts beperkt blijft tot overzichtelijk gespetter, wandelen we richting Bamboo Place, waar we met name in 2009 ouzo een hoofdrol vervulde. Een espresso en een jus d’orange. Andreas, the owner, komt pas om 17:00 uur.
Wandelingetje langs winkeltjes, ontmoeting met de man die mij destijds aan het infuus legde, was hij het echt? Korte ontmoeting met Andreas ‘the runner’, hij heeft zijn personeel goed geïnstrueerd, we zitten lekker op zijn terras, heerlijk windje, we bekijken hiervandaan hoe een schip moeizaam aanmeert, we nemen afscheid van Bamboo Place.
Onderweg naar de auto nog wat zwervertjes die wat aandacht willen:
Op de hoofdweg even vol op de rem, een kudde schapen steekt over:
Verder op de E55, terug naar Vrachos ... er komt alweer een bui aan!